Het zijn rare tijden. Corona houdt ons nog steeds in de greep, zo ook onze gildeactiviteiten. Houdt dat een eeuwenoud gilde, wat alle stormen, oorlogen en ziekten doorstond, tegen om te laten zien wat echte broederschap is? Integendeel! Onze jonge nieuwe gildebroeders grepen de pen en bezochten hun ervaren gildebroeders. Om nader kennis te maken en om ze hart onder de riem te steken. Maar vooral ook om van elkaar te leren. Onze jonge tamboer Martijn van Nunen ging op bezoek bij Guido Sanders. Over broederschap, mooie verhalen en de vergadertijger die niet van vergaderen houdt. Kom uitgelezen de zomer door met deel 2 uit de serie: “Verhalen uit Sebastiaans broednest!”

Maandagavond 29 juni bel ik samen met mijn reporter en tevens collega-tamboer Toon aan bij de gesplitste woonboerderij van Guido Sanders in de Notel. Guido doet open en geeft ons meteen een rondleiding. Onder de indruk nemen we daarna plaats op de felrode designbank. Zijn gastvrijheid gaat nog verder, want hij heeft speciaal voor de gelegenheid aardbeiengebakjes gehaald voor ons. Daar gaan we met onze goede voornemens. We lieten het ons er niet minder om smaken.

 

PSV-Ajax

Zonder een echte aftrap rolt de bal toch al heel snel in dit gesprek. En om in het voetbalgebeuren te blijven: ik schijn tegenover een rasechte PSV’er te zitten. Daar zit ik dan, met het Ajax-bloed door mijn aderen stromende, haha. Guido vertelt dat hij járen een seizoenskaart heeft gehad van PSV. Maar sinds kort niet meer. “Ik had gewoon te weinig tijd om ernaartoe te gaan. En dan is het eigenlijk zonde”, licht Guido toe.

Ik kom er al snel achter waar Guido het dan zo druk mee heeft. En dat is werk. Bevlogen vertelt hij over zijn ervaringen als advocaat en beroepscurator bij uitgesproken faillissementen. Guido: “Jaren aan een stuk heb ik weekenden en avonden gewerkt. Ik vind het een prachtig beroep, ik kan er uren over doorvertellen. Het is echt heel leuk werk!” Voor de betrokkenen zelf niet altijd lijkt me. “Nou, je hoeft niet met iedereen medelijden te hebben, hoor!”, vertelt Guido met een knipoog.

Overigens is heeft hij wel een uitgewerkt plan om minder te gaan werken. Hij nadert de AOW-gerechtigde leeftijd en wil de geleidelijke weg bewandelen om straks het zwarte gat te voorkomen. Hij licht toe: “Dit jaar werk ik nog volledig, in 2021 ga ik drie dagen in de week werken. In de 2022 doe ik dat nog een half jaar en dan draag ik mijn praktijk over.”

Doorleefde, Brabantse koppen

We maken de overstap naar het gilde. Het blijkt dat hij het gilde al een tijdje met belangstelling volgde, voordat hij daadwerkelijk lid werd. Dat kwam natuurlijk omdat zijn vader als burgemeester van Oirschot ere-deken was van het gilde. Guido vertelt: “Ik heb geweldige herinneringen aan het landjuweel van 1980. De massaliteit, de bonte kleuren, de gezelligheid. Dat maakte echt indruk op me. Overal zag je van die prachtige, doorleefde Brabantse koppen. Dat zag ik een tijdje aan, maar met een ‘kom er toch bij!’, overtuigde ’Ome’ Harrie (Harry van Zelst sr., red.) me om lid te worden. En zo werd ik op 33 jarige leeftijd door de toenmalige hoofdman Theo van de Loo geïnstalleerd. Fantastisch vond ik het, die sfeer tijdens de vergaderingen. Ik heb een hekel aan vergaderen, maar dit vond ik geweldig. Gewoonweg cabaret. Ter plekke werd de ingekomen post opengemaakt, voorgelezen en met de nodige humor werd besloten wat we ermee deden. Ik zie het gilde echt ook als een sociëteit, hele gezellige avonden waren en zijn dat!”

De schellenboom…

Het had ook een nadeel om het nieuwste lid te zijn: “Ik was het eerste lid bij het gilde, na ongeveer 7 droge jaren. En dat betekent dat je meteen kennis maakt met een traditie binnen de club: ik moest de schellenboom dragen!”, vertelt Guido lachend. Hij vervolgt: “Maar slechts één keer, het volgende nieuwe lid liet gelukkig niet lang op zich wachten, haha!”

Ik vraag door over tradities, gebruiken en broederschap binnen het gilde. Wat kun je ervan leren? “Onze oude rentmeester Jan van der Schoot -ook zo’n markante man- had het bijzondere ritueel om altijd de ‘tegenstem’ te geven als een nieuwe gildebroeder ingestemd werd. Om even te laten voelen dat je niet het idee moest hebben om direct naast je schoenen te gaan lopen. Dat had verder niets te betekenen, maar het verhaal erachter intrigeert me. We zijn allemaal gelijk!”, aldus een bevlogen Guido.

Eenieder pakt zijn eigen rol

Dan over broederschap. Guido ervaart dat als volgt: “Je doet op niemand tevergeefs een beroep. Heb je bij wijze van een lastige klus in de tuin? Met één oproep staat er twintig man voor je klaar. Mijn huis moest geschilderd worden. Cor Welvaarts had eigenlijk geen tijd maar schoof gewoon een klus opzij om me te helpen. Kees van Kroonenburg deed dat destijds ook bij iedereen. Waar ik iets kan betekenen voor het gilde, doe ik dat uiteraard ook. Zo heb ik mijn bijdrage kunnen leveren aan de aankoop van onze gildetuin en bij de juridische afwikkeling van het gildemonument in Oirschot. En nu weer bij de ondergrondse hoogspanningskabel die mogelijk door onze gildetuin komt te liggen. Je hebt binnen de club een welwillend, vertrouwd en gezellig contact met alle geledingen binnen de samenleving. En iedereen pakt zijn eigen rol!”

Er is plaats voor iedereen

Wat vindt Guido ervan dat wij als ‘jonge’ gildebroeders deel uit gaan maken van de club? “Dat is fijn! Verfrissend, leuk en heel goed voor het gilde. We moeten ook niet teveel naar het aantal leden kijken. De kwaliteit is het belangrijkst, niet de kwantiteit. Ik maak me ook geen zorgen daarover. We zijn in korte tijd van 27 (in 1989) naar 60 leden gegaan, teruggezakt naar ruim 40 en nu trekt het weer aan. Dat herstelt zich dus wel. Ik vind het vooral fijn om ook eens wat ‘andere’ praat te hebben. Een connectie te hebben met de jongere generatie. Iets wat ik niet zomaar meer oppik. Dat ben ik een beetje kwijtgeraakt nadat ik Oirschot verliet met mijn kantoor.”

Vervolgens vraag ik wat hij ons als nieuwe leden mee zou willen geven. Daarin is Guido stellig: “Het gilde ‘gaat’. Ga dat lekker ervaren. Laat het gebeuren, ga niet te geforceerd op zoek naar iets. Er is plaats voor iedereen. En zie er vooral ook de humor van in!

Rentmeester voor één dag

Het valt me op dat Guido steeds meer rechtop gaat zitten. De bevlogenheid spat er ondertussen van af. Hij haalt herinneringen op. Zoals die keer dat hij ‘rentmeester voor één dag’ was bij de koperen bruiloft van Dolf Sweerts de Landas, op zijn landgoed in Engeland. Hij schreef er zelfs een verslag over. Hij staat op en loopt naar zijn werkkamer. Daar blijkt hij in zijn statige koloniale bureau zelfs een heus gildelaatje te hebben. Naast het verslag vinden we er foto’s en ook de persoonlijke oorkonde die hoort bij de herinneringsmedaille van het huwelijk van onze koning met Máxima. “Ook daar zijn we met het gilde naartoe geweest, een geweldige dag!”, weet Guido zich nog te herinneren. We lezen het verslag van de reis naar Engeland en we voelen dat het een ontzettend memorabele reis moet zijn geweest.

“Man man, wat hebben wij gelachen vroeger. En gedronken ook trouwens, haha!”

Ook namen van markante gildebroeders vliegen nu voorbij. Zoals zijn oude vriend Henk Timmermans. Hij vertelt: “Wat was dat een bijzondere en wijze man. Ontzettend veel humor had hij en hij stond bol van levenswijsheden. Daar kijk ik echt met een grote glimlach op terug. Man man, wat hebben wij gelachen vroeger. En gedronken ook trouwens, haha!”

Guido wil anderen zeker niet te kort doen. Maar in zijn beleving verdient één gildebroeder toch wel een standbeeld. En dat is Jos de Croon. Guido licht toe: “Wat heeft hij veel betekent voor het gilde. Veel gedaan, veel geschonken. Ook met drukwerk stond hij voor het gilde klaar. Een gouden kerel en echte gildebroeder!”

Gildebroeder zonder bier

Tot slot werpen we nog een blik op de toekomst, zowel voor Guido als voor het gilde zelf. Guido blijft graag naar het gilde komen. Vooral naar de vergaderingen. “Je zult me niet zo vaak op gildedagen zien. Het is voor mij -op dit moment althans- lastig om daar tijd voor vrij te maken. Vergaderingen daarentegen, die blijf ik geweldig vinden. Die zijn voor mij echt een avondje ontspanning. De humor en het fijn met de gildebroeders onder elkaar zijn”, aldus Guido. Overigens voor Guido zonder het voor een gildebroeder kenmerkende biertje. “Gek genoeg kon ik er in 2011 van de een op de andere dag niet meer tegen. Het lijkt wel een soort allergie. Daarom ga ik uit zelfbescherming bewust ook niet meer mee, of althans niet te lang, als we een rondgang door het dorp maken.”

Laat tradities niet verloren gaan!

En over tradities en het moderniseren ervan? Hoe staat Guido bijvoorbeeld tegenover dames bij de club? Daar heeft Guido wel een antwoord op: “Laat dat maar blijven zoals het is. Zie het gilde als een vriendengroep. Vrouwen hebben ook hun eigen ‘clubjes’, laat dat voor het gilde ook maar zo zijn. En elke traditie die verloren gaat is jammer, dus dat moeten we goed blijven bewaken. Maar waar kan moeten we met de tijd meegaan.” Guido vervolgt: “Ook elkaar ontmoeten buiten het gilde om, dat lijkt me een ontwikkeling die we door moeten blijven zetten. Het bezoeken van de bedrijven van de gildebroeders vind ik fantastisch, zoals bij de drukkerij en bij de galerie van Jerome van Dun. Elkaar vinden in vriendschap en broederschap. Meer hoeft het niet te zijn en leuker kan het ook niet zijn. In de toekomst wil ik daar ook graag nog meer tijd voor gaan vrijmaken!”, besluit Guido.

Stiekem zijn we bijna 3 uur verder. Ik vond het zeer boeiend en ik zie dat Toon met hetzelfde gevoel als ik naar huis vertrekt. Wat een leuke avond en manier om nader kennis te maken met Guido en met gilde Sint Sebastiaan. Guido, ontzettend bedankt voor jouw openheid en gastvrijheid. Hopelijk mogen we snel weer een ledenvergadering organiseren en zien we elkaar weer in levende lijve. Onder het genot van een lekker watertje. Voor jou dan, haha!

Martijn van Nunen